Bibberend zwerft daar langs de straten
een arme bedelknaap nog rond
Al de wegen zijn verlaten
niemand waagt zich buiten,
zelfs geen hond.
Koude sneeuw dringt door zen lekke klompen
en zen holle maag is nat noch droog
en de gure wind snijd door zen lompen
grote tranen vonkelen in zen oog.
Stille Nacht,Heilige Nacht,
richt hij zich smekend ten hemel
en vraagt dan schuw God laat me nu
Kerstfeest met de engelen vieren bij U
Hongerend uitgeput van ′t lijden
zo valt hij op een stoep daar neer,
En hij hoort de kinderen blijde
binnen ′t kerstfeest zingen tot de Heer.
Zijn bevroren handjes vroom gevouwen
slaapt hij in en God verhoort hem daar,
Als we het lijkje ,s morgens vroeg aanschouwen
viert hij Kerstfeeest met de engelenschaar.
Stille Nacht,Heilige Nacht
Gloria in Exelcis Deo
Schooiertje klein zal vol festein
Eewig hier boven bij ′t Kerstkindje zijn..